In principe moet je altijd de kortste afstand tussen het station van vertrek en van aankomst te nemen. Een andere reisweg is toegelaten, voor zover je hiermee vlugger op je bestemming aankomt.
Je mag echter nooit je vertrekstation verlaten om er later terug langs te reizen, noch het bestemmingsstation voorbijrijden, tenzij je voor deze extra trajecten betaalt.
Wens je verder te reizen dan het station dat vermeld staat op je vervoersbewijs, koop dan een reisverlenging in het station vóór het vertrek van de trein (er zijn eveneens kaarten voor 10 reisverlengingen verkrijgbaar).
Indien je tijdens je binnenlandse treinreis gebruik wilt maken van een hogesnelheidstrein (ICE, Thalys, TGV), vergeet dan niet hiervoor een toeslag te kopen aan het loket.
Ook voor je reizen naar Maastricht, Roosendaal, Lille-Flandres, Aken en Luxemburg (I) heb je een specifiek vervoersbewijs nodig waarmee je naar deze stations mag reizen.
Bestaat je reisweg uit een combinatie van trein en bus, tram of metro, dan moet je ook een vervoersbewijs kopen bij een andere vervoersmaatschappij. Meer informatie over die tarieven vind je op de website van de andere vervoersmaatschappijen (De Lijn, TEC, MIVB).